Een ondernemer heeft recht op teruggaaf van door hem afgedragen omzetbelasting als zijn afnemer de factuur niet betaalt. Teruggaaf gebeurt op verzoek. Dat verzoek kan gedaan worden als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de schuldenaar niet zal betalen. Het teruggaafverzoek moet uiterlijk worden ingediend bij de aangifte over het eerste tijdvak waarin de betaling niet meer bij de rechter kan worden afgedwongen. De wettelijke verjaringstermijn voor vorderingen bedraagt volgens het Burgerlijk Wetboek vijf jaar.
De Belastingdienst weigerde een teruggaaf omdat het verzoek te laat zou zijn ingediend. Het verzoek om teruggaaf had betrekking op facturen met dagtekening 31 december 2005. Het verzoek om teruggaaf was ingediend op 29 november 2013. Volgens de ondernemer waren zijn vorderingen niet verjaard en was het verzoek dus niet te laat ingediend. Voor verjaring is vereist dat de schuldenaar een beroep op verjaring doet. De rechter mag niet ambtshalve van verjaring uitgaan. Omdat de schuldenaar geen beroep op verjaring heeft gedaan, maar tot november 2013 geregeld overleg heeft gevoerd met de ondernemer over mogelijkheden om de openstaande vorderingen te voldoen, kon betaling ten tijde van het indienen van het verzoek om teruggaaf nog in rechte worden gevorderd. Het verzoek om teruggaaf was tijdig ingediend en is ten onrechte afgewezen.