De kantonrechter heeft een werkgever wegens het afbreken van de onderhandelingen over een nieuwe arbeidsovereenkomst na afloop van een eerdere arbeidsovereenkomst veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. Volgens de kantonrechter waren de onderhandelingen zo ver gevorderd dat deze niet zomaar afgebroken hadden mogen worden.
De werkneemster had gezegd dat zij 36 uur verdeeld over vier dagen per week wilde gaan werken en daarbij meer dan € 2.650 per maand wilde verdienen. De werkgever bood haar een arbeidsovereenkomst aan voor onbepaalde tijd met een salaris van € 2.650 per maand op basis van 40 uur per week. De werkgever liet de werkneemster de keuze of zij 36 of 40 uur wilde werken per week. Door een auto-ongeluk raakte de werkneemster arbeidsongeschikt en kon een gepland vervolggesprek niet doorgaan. Partijen kwamen niet tot overeenstemming. De werkgever deed daarna nog een voorstel voor een contract voor bepaalde tijd, maar dat voorstel werd door de werkneemster afgewezen.
Volgens de kantonrechter betrof het verschil van mening de omvang van het salaris. Omdat de werkneemster geen ander werk had vond de kantonrechter aannemelijk dat zij een eindbod van de werkgever zou hebben geaccepteerd. Die had een finaal aanbod moeten doen of duidelijk moeten maken dat het gedane aanbod het eindbod was. De kantonrechter rekende het de werkgever aan dat hij de onderhandelingen had vertraagd en het verschil van mening over het salaris heeft gebruikt om terug te komen op het aanbod van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De reden daarvoor was de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster en de onzekerheid over de termijn van herstel. De kantonrechter berekende de te vergoeden schade op een bedrag van € 27.500.