Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie EU wordt voor de toepassing van de omzetbelasting iedere prestatie afzonderlijk beschouwd. Wanneer een prestatie uit meerdere elementen bestaat is de vraag of het om één of om meer onderscheiden prestaties gaat. Er is sprake van één prestatie als de elementen daarvan zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien niet te splitsen zijn of wanneer er een hoofdprestatie is met een of meer aanvullende prestaties die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen. Een prestatie is bijkomend wanneer zij voor de klant geen doel op zich is.
De exploitant van een nationaal park meende dat het bieden van parkeergelegenheid een bijkomende prestatie was bij het verlenen van toegang tot het park. Dat zou betekenen dat ook over de vergoeding voor het parkeren het lage tarief kon worden toegepast in plaats van het hoge tarief. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de gelegenheid tot parkeren voor de modale bezoeker van het park een doel op zich. De bezoeker, die met de auto komt, weet dat hij zijn auto niet zomaar ergens kan achterlaten. Het bieden van gelegenheid tot parkeren buiten het park is een zelfstandige prestatie en geen bijkomende dienst bij het verlenen van toegang tot het park. Op die zelfstandige prestatie is het algemene omzetbelastingtarief van toepassing.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard. Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Omdat het oordeel feitelijk van aard is kan het in cassatie niet op juistheid worden getoetst.