De Wet Vpb 1969 kent voor algemeen nut beogende instellingen de aftrek van fictieve personeelskosten. De aftrek geldt onder voorwaarden ook voor instellingen die een sociaal belang behartigen. Een voorwaarde voor de aftrek is dat de instelling de winst hoofdzakelijk behaalt door de arbeid van vrijwilligers. Aftrekbaar is dan de beloning op basis van vermenigvuldiging van het aantal gewerkte uren en het minimumloon, verminderd met de werkelijke kosten. De term “hoofdzakelijk” heeft betrekking op de arbeid door vrijwilligers en houdt in dat ten minste 70% van de arbeid binnen een instelling door vrijwilligers moet zijn verricht.
De rechtbank Gelderland oordeelde in een procedure dat de Belastingdienst de aftrek van fictieve personeelskosten bij een kringloopwinkel terecht heeft geweigerd. De arbeid werd voor beduidend minder dan 70% door vrijwilligers verricht.