Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die andere ondernemers aan hen in rekening brengen. Aan het recht op aftrek van voorbelasting is een aantal voorwaarden verbonden. De ondernemer moet de afgenomen goederen en diensten gebruiken voor belaste prestaties en hij moet beschikken over een factuur van zijn leverancier. Ook aan de factuur worden eisen gesteld. De factuur moet de volledige naam en het volledige adres van zowel leverancier als afnemer vermelden en het btw-identificatienummer van de leverancier. Aan het Hof van Justitie EU is de vraag voorgelegd of in de nationale wetgeving de eis mag worden gesteld dat het op de factuur vermelde adres van de leverancier het adres is waar hij zijn economische activiteit uitoefent.
Het Hof van Justitie EU heeft geoordeeld dat het de lidstaten niet vrij staat om strengere eisen aan facturen te stellen voor het recht op aftrek van voorbelasting dan die welke uit de btw-richtlijn voortvloeien. Het hof merkt daarbij op dat het recht op aftrek van voorbelasting in beginsel niet kan worden beperkt. De vermelding van gegevens op de factuur dient om de leverancier te kunnen identificeren. Het btw-identificatienummer van de leverancier verstrekt voor deze identificatie wezenlijke informatie, omdat dat nummer voor de belastingdienst goed toegankelijk en controleerbaar is. Het Hof van Justitie EU is van oordeel dat voor het recht op aftrek van voorbelasting niet vereist is dat de leverancier zijn economische activiteiten verricht op het door hem op de uitgereikte factuur vermelde adres.