Tijdens arbeidsongeschiktheid van een werknemer is de werkgever verplicht het loon door te betalen. Werkgever en werknemer dragen tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid zorg voor een zo goed mogelijke terugkeer in het arbeidsproces. Doet de werkgever daar naar het oordeel van het UWV onvoldoende aan, dan kan het UWV de loondoorbetalingsverplichting verlengen met maximaal 52 weken. Het is de bedoeling dat de werkgever in deze periode de tekortkomingen in het re-integratieproces herstelt.
Voor de beoordeling van de verrichte re-integratie-inspanningen heeft het UWV beleidsregels opgesteld. Bij die beoordeling staat het resultaat van de inspanningen voorop. Het resultaat is bevredigend als de werknemer het werk geheel of gedeeltelijke heeft hervat op een manier die aansluit bij zijn mogelijkheden. Als de werkgever of de werknemer twijfelt over voortgang van de re-integratie kan bij het UWV een deskundigenoordeel worden aangevraagd.
In een procedure bij de Centrale Raad van Beroep was niet in geschil dat het eindresultaat van de re-integratie onvoldoende was. De vraag was of de werkgever er in redelijkheid vanuit had mogen gaan dat de werknemer geen arbeidsmogelijkheden had. Volgens de Centrale Raad van Beroep was dat niet het geval en had het UWV de werkgever terecht een loonsanctie opgelegd. Volgens de door de werkgever ingeschakelde arbodienst was de werknemer volledig arbeidsongeschikt. Het advies was om een WIA-uitkering met verkorte wachttijd aan te vragen. Het UWV wees de aanvraag af. Op dat moment waren er nog acht maanden te gaan tot het einde van de reguliere wachttijd voor een WIA-uitkering. Het deskundigenoordeel van het UWV was dat de werknemer benutbare mogelijkheden had buiten het bedrijf van de werkgever. Een door de werkgever ingeschakeld re-integratiebedrijf stelde een plan van aanpak op. Volgens dat plan kwam de werknemer niet in aanmerking voor re-integratie buiten het bedrijf van de werkgever. Het advies was om nogmaals een WIA-uitkering aan te vragen. Volgens de Centrale Raad van Beroep had de werkgever niet zondermeer af mogen gaan op het advies van het re-integratiebedrijf, gezien de andere opvatting van het UWV.